Prijsleiderschap

23 maart 2020 Johan Nooitgedagt, Voorzitter Vissersbond

Ik ben het jaar gestart met het lezen van zo’n 600 bladzijden biografie van de Groninger Sicco Mansholt. Daarin wordt een beeld geschetst van een charismatische man en een gedreven PVDA-politicus. Zijn jeugd, achtergrond , de herkomst van zijn ideeën en de enorme strijd om deze in Nederland en Europa te realiseren, komen aan bod.

Mansholt overleed in 1995. Boterbergen, melkplassen, kaasbergen en andere kenmerken van overproductie worden door sommigen aan hem toegeschreven als doorgeschoten productiebeleid. De drang om te zorgen voor meer nationale groei, kwam voort uit de naoorlogse gedachte om nooit meer honger te lijden.

Mansholt was een belangrijke publieke voorman van Landbouw en Visserij voor zowel Den Haag als Brussel. In die jaren had de Stichting van de Landbouw meer te vertellen dan de overheid. Het was niet mogelijk beleid uit te voeren zonder meerderheid van de boeren. In de Tweede Kamer van 1951 had 18 procent van de parlementsleden een agrarische achtergrond. Velen van hen bekleedden topbestuursfuncties in de landbouworganisaties. Het boerenfront beschouwde landbouw als eigen domein en had één behoefte: in zijn koninkrijk heersen, zonder inmenging van anderen. Triest is dat ik zie dat deze Minister zich nauwelijks bezigheld met de visserij. Hij liet dat over aan ambtenaren. In het parlement werd er weinig over gesproken. Het aantal vissers was klein en krachtige belangenorganisaties ontbraken.

Mansholt wilde de markt meer invloed geven op de prijsvorming, op een geordende wijze. Toch kreeg hij problemen toen het kostprijsniveau in onbalans kwam met de wereldmarktprijs. Dat leek zelfs op een koude sanering voor boeren. Er was vrees voor een crisis en Mansholt voerde een felle strijd voor steun en bescherming. De problematiek ontsteeg het nationale niveau. In deze tijd zei men dat steun en bescherming een doodlopende weg is voor de ontwikkeling van een sector. Dat is maar te bezien. Het al te liberale stelsel zonder enige vorm van bescherming, staat de ontwikkeling van verdere duurzaamheid in de weg, zo is mijn stelling na het lezen van Mansholts biografie.

Hij kwam tot de conclusie dat het prijsmechanisme niet werkte: de productie werd niet automatisch aangepast aan de consumptie. Dan moet er iets veranderen en daar is leiderschap voor nodig. Prijsleiderschap wel te verstaan.

Het hedendaagse vraagstuk is of producenten hierover kunnen beschikken wanneer ze moeten opereren binnen de publieke waarden van natuur, milieu, voedsel- en voedselveiligheid. Dan denk ik aan de Wet Natuurbescherming (beheerst vissen), keurmerken voor duurzaamheid (MSC) en de verhoogde kosten om verantwoording te nemen voor de naleving. Het is voor (kleinere) producenten niet meer te betalen. Wat is groot en wat is klein?

De overheid moet met de vissers en boeren een dialoog starten hoe ze tot prijsleiderschap kunnen komen wanneer daar tegenover staat dat deze producenten tot draagvlak komen om publieke waarden volledig te omarmen. Voldoende ‘verdienen’ zit dan niet in de ‘conservatieve’ groei, maar in het bouwen van duurzame verantwoorde ketens die ‘hun eigen zaakjes goed op orde hebben’.

Er is een paradigma verschuivende beweging voor nodig om anders te gaan denken. Kwaliteit vóór kwantiteit met ondersteuning van een publiek stelsel. Dat is gebruik maken van de mogelijkheid, wanneer iets tot een ‘publiek belang’ is verheven. Tegenover de ACM moet dan een autoriteit komen die zorg draagt voor de bescherming van deze producenten. De consument wil duurzaam en verantwoord, maar wil ook voor een dubbeltje op de eerste rang. Dat nekt boeren en vissers.

Altijd op de hoogte blijven?